12 Nov De gezusters Holtman #5: Sinaasappelsoep met cantharellen
Reading Time: 2 minutes
Eigenlijk was hij een notoire kinderhater. Dat zei oom Johan tenminste zelf. Maar met ons vond hij het nog wel mee vallen. Hij was niet erg prettig om naar te kijken: mager als een lat, met een ingevallen borstkas, een chronisch ontstoken linkeroog, mee-eters bevolkten zijn gezicht en hij had kalknagels. Maar hij voedde hij onze hersenpannen met zijn ongebreidelde, fantastische verhalen. En daarom werd hij onze lievelingsoom.
Zijn beste verhaal was dat van Ridder Johan met de schildknapen Dagmar en Margot. Ridder Johan verdedigde het land tegen ongure elementen, daarbij slechts gewapend met een fietspomp. Wij als schildknapen waren belast met het onderhoud van zijn racefiets (“Vergeet niet om elke dag, behalve op zondag, de ketting te smeren met versgeperste marmottenolie. En het zadel te parfumeren met een beetje tabak en rode wijn.”).
Wij waren niet bekend met ‘bijzonder’ of ‘chic’ eten. Wij gingen nooit naar een restaurant. Mijn ouders kookten volgens een vast weekschema. Op maandag, dinsdag en woensdag was dat aardappelen, groenten en vlees (AGV noemde onze vader dat). Op donderdag macaroni. Op vrijdag stond de macaroni van donderdag op het menu, met een gebakken ei en extra ketchup. Zaterdag aten we altijd soep met brood, en op zondag haalden we patat of Chinees.
Ridder Johan at en dronk niet wat wij gewone stervelingen aten en dronken. Maar bijvoorbeeld baksteen met gebakken ei en shag. Of koffie met kokend lood. Het enige dat hij nooit at was bloemkool (“Veel te slap. Daar krijg ik geen spierkracht van.”).
Dus toen we voor het eerst bij oom Johan gingen eten waren de verwachtingen hooggespannen. Ook voor mijn ouders. Mijn moeder wist dat hij altijd boodschappen deed bij de Albert Heijn, en hij had haar beloofd iets uit de Allerhande te maken.
De muren en de vensterbank In zijn keuken waren bedekt met een ondefinieerbaar plakkerig laagje. Het stonk er. Naar de kattenbak van poes Cyclus en gesneden uien op een natte snijplank. Wij zaten aan tafel te pulken aan de gestolde plasjes kaarsvet, en toen kwam oom Johan binnen met het voorgerecht. Hij zette diepe borden voor ons neer die gevuld waren met een oranje substantie waarin grijze scheepjes op hun kant dreven. “Lekker Johan”, zei mijn moeder, “Wat is dit?” Oom Johan antwoordde: “Sinaasappelsoep met cantharellen.” Voorzichtig lepelde ik de soep naar binnen. Eigenlijk was het warme sinaasappelsap waar nog iets in zat, maar ik kon niet thuisbrengen wat dat was. Iets pittigs. De soep was niet per se vies, maar de cantharellen, die een soort champignons bleken te zijn, waren groot en sponzig. Ik at ze niet op. Mijn moeder trok haar wenkbrauw op toen ze het lege bord met paddenstoelen zag.
Ik heb net gehoord dat hij er niet meer is. Het is in ieder geval duidelijk dat hij het zelf heeft gedaan. Over het ‘hoe’ wordt niet gesproken. Het doet er ook niet zoveel toe. Ik hoop alleen dat de hemel over bekwame schildknapen beschikt.
Illustratie: Margot Holtman
Eerder gepubliceerd op potaatoo 2015
No Comments